dinsdag, februari 12, 2008

Spellen we straks groen-wit?

Sinds drie jaar hanteren media voor de spellingregels ofwel de 'groene spelling', ofwel het 'witte' alternatief. Taalkundige Wim Daniëls was als extern redactielid betrokken bij de samenstelling van het Witte Boekje. Hij voorspelt dat de komende jaren - onder invloed van de nieuwe algemeen secretaris Linde van den Bosch van de Taalunie - beide spelmethoden met elkaar in gesprek zullen moeten.

In 2005 verscheen een nieuw Groene Boekje, met diverse nieuwe spellingregels. Het was het tweede boekje in tien jaar tijd en ook de tweede keer in tien jaar tijd dat er spellingregels veranderden. In 1995 waren velen al ongelukkig geweest met de regelveranderingen die toen werden doorgevoerd. In 2005 vonden sommigen dat de verantwoordelijke instantie, de Nederlandse Taalunie, echt te ver ging. De Taalunie had vooraf gezegd dat er slechts één kleine uitzonderingsregel zou veranderen, maar dat bleek niet zo te zijn. Er veranderden meer regels. En de meeste veranderingen werden opnieuw niet als verbeteringen ervaren.

In tegenstelling tot in 1995 waren er nu aardig wat journalisten die het er niet bij lieten zitten. Waarom, zo vroegen ze zich af, zou je een instantie blijven volgen die je verkeerd voorlicht en die ongewenste veranderingen doorvoert? Diverse hoofdredacties pikten de onlustgevoelens op en bekeken wat er gedaan kon worden. Er werd contact gezocht met het Genootschap Onze Taal, waarna het plan ontstond om het al bestaande spellingboekje van het genootschap (de Spellingwijzer Onze Taal) om te vormen tot het zogenoemde Witte Boekje. Dat boekje zou als de betere variant van het Groene Boekje moeten gaan fungeren. En dat lijkt het ook te doen.

Kenmerken van ‘wit’
De voornaamste kenmerken van wit ten opzichte van groen zijn:
- Wit heeft een vollediger regelsysteem.
- De witte spellingregels zijn heel toegankelijk geformuleerd.
- Enkele grote struikelblokken uit de groene regelgeving, zoals de tussen-n-regel, zijn in wit opgeruimd.
- Wit heeft een actuele woordenlijst, waarin ook namen zijn opgenomen.
- De woordenlijst van wit bevat alleen spellingproblematische woorden, terwijl in de woordenlijst van het Groene Boekje ook veel woorden staan die geen enkel spellingprobleem hebben.
- Wit geeft achter elk woord van de woordenlijst een verwijzing naar de bijbehorende spellingregel.
- Waar de witte spelling afwijkt van de groene spelling is dat in de woordenlijst aangegeven.
(Voor een uitgebreide vergelijking tussen wit en groen, zie Het groen-witte verschillenboekje, uitgeverij Adr. Heinen.)

De tussen-n
Het regelsysteem van wit werd gemaakt in samenspraak met de journalisten die zo kritisch waren over de groene spelling en met diverse andere mensen uit de schrijfpraktijk, zowel Nederlanders als Vlamingen. De opvallendste keuze van wit was het vrijlaten van de regel voor de tussen-n (pannekoek of pannenkoek). In 1995 bedacht de Taalunie voor de tussen-n een ingewikkeld systeem, bestaande uit een hoofdregel, twee subhoofdregels en vijf uitzonderingsregels. In 2005 werd één van de uitzonderingsregels afgeschaft. Dat was de zogenoemde paardebloemregel (eerste deel een diernaam, tweede deel een plantkundige aanduiding: dan geen tussen-n). De afschaffing was volgens de Taalunie het gevolg van de kritiek die er op die regel gekomen was. Maar dat was flauwekul; de héle tussen-n-beregeling was bedolven onder een lawine van kritiek. In werkelijkheid ging het om iets anders. De paardebloemregel werd afgeschaft omdat de Taalunie voor de spelling van 2005 een samenwerkingsovereenkomst had gesloten met woordenboekmaker Van Dale. Van Dale had in 1995 geweigerd de paardebloemregel in de woordenboeken van Van Dale door te voeren. Een voorwaarde van de kant van Van Dale voor de samenwerking in 2005 was dat de Taalunie de paardebloemregel zou laten vallen.

Hoe verder?
Inmiddels zitten we in een situatie waarin sommige media de groene spelling gebruiken, terwijl andere voor wit hebben gekozen. Het lijstje witte spellers is vrij imposant: de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw, De Pers, Elsevier, Vrij Nederland, HP/De Tijd, De Groene Amsterdammer, de Gay Krant, Dagblad Suriname, de Texelse Courant, Computer Idee, enz. (voor een uitgebreide lijst zie: www.onzetaal.nl/dossier/spelling/wittespellers.php).
Momenteel zijn de makers van het Witte Boekje bezig een geactualiseerde editie samen te stellen. Na twee jaar wit spellen wordt het boekje nog wat verder verbeterd, op basis van kritiekpunten die journalisten en andere gebruikers hebben aangedragen.

Een nieuwe versie van het Groene Boekje laat nog even op zich wachten. De in 1995 gemaakte afspraak is dat er elke tien jaar een nieuw Groen Boekje gaat verschijnen. In 2005 hadden we er dus eentje en het volgende moet dan in 2015 komen. De grote vraag is of dat Groene Boekje dan enigszins ‘wit’ zal zijn.

Om wit kan men niet meer heen
Het Witte Boekje heeft sinds zijn verschijning vooral lof gekregen, behalve dan van de makers van het Groene Boekje, die in hun reactie op wit nogal wild om zich heen sloegen en nog slaan. De lof die wit ten deel is gevallen, betreft onder andere de betere begrijpelijkheid van de regels.

Nou was het voor wit wat dat betreft niet zo heel moeilijk om het beter te doen dan groen. Neem de volgende groene regel, waarin het gaat over het spellingverschil tussen ‘achterop’ en ‘achter op’: ‘Een bijwoord dat is samengesteld uit voorzetselbijwoorden, schrijven we in één woord. Maar een voorzetselbijwoord schrijven we niet vast aan een voorzetsel dat behoort bij een woordgroep rond een zelfstandig naamwoord.’

En dan moet je dus bedenken dat de groene spelling verplicht is voor het onderwijs. Maar wat moeten leerlingen en zelfs leerkrachten met zulke regels? Niets! Het enige wat ze kunnen doen is vluchten naar wit.

De Taalunie zal ook niet zomaar aan de witte spelling voorbij kunnen gaan, omdat de huidige gebruikers van het Witte Boekje veel gewicht in de schaal leggen. Het zijn niet zomaar wat redactieleden van een obscuur clubblaadje die voor wit hebben gekozen. Er zijn zelfs overheidsinstanties – die eigenlijk verplicht groen moeten spellen – die hun keuze op wit hebben laten vallen, omdat ze met het Witte Boekje veel beter uit de voeten kunnen dan met het Groene Boekje. De gemeente Westvoorne is daarvan een voorbeeld.

Een ander gunstig teken voor een groen-witte toekomst is dat het Genootschap Onze Taal afgelopen december een omvangrijke (betaalde) taaladviesopdracht van de Nederlandse Taalunie heeft gekregen. Het ging daarbij weliswaar om een Europese inschrijving waarbij een onafhankelijke commissie de beste inschrijver moest selecteren, maar toch is het een teken dat de Taalunie de witte spellers niet helemaal de rug heeft toegekeerd.

Een laatste pluspunt met het oog op een mogelijke samenwerking tussen groen en wit is dat de huidige algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie, Linde van den Bosch, meer dan haar voorgangers lijkt te durven twijfelen aan de kwaliteit van wat direct of indirect door de Taalunie wordt afgeleverd. Van den Bosch was al de Taaluniebaas toen de spelling van 2005 werd gelanceerd. Maar bij haar aanstelling in november 2004 was die nieuwe spellingregeling al goeddeels in kannen en kruiken. Voor de volgende spellingronde kan ze wel zelf de lijnen uitzetten. Van den Bosch lijkt ook niet iemand te zijn die zich erg veel bekommert om het begrip ‘gezichtsverlies’. Voorheen was dat iets wat bij de Taalunie koste wat kost voorkomen moest worden.

Eén boekje
De redactie van het Witte Boekje heeft van meet af aan gezegd dat het bestaan van twee belangrijke spellingboekjes met een verschillende spelling op termijn niet wenselijk is. Dat ze in 2005 met een eigen boekje kwam, was onvermijdelijk. Het is onmogelijk en maatschappelijk ook onaanvaardbaar om heel gewillig achter een instantie en een spelling aan te blijven lopen die niet allereerst het belang van de taalgebruiker voor ogen heeft. Maar wit wil nu wel graag overleggen om in het volgende decennium tot een gezamenlijk spellingproduct te komen. Of dat product groen-wit, wit-groen, lichtgroen of nog iets anders genoemd gaat worden, is voor wit onbelangrijk. Wel belangrijk is dat mensen uit de praktijk – journalisten, tekstschrijvers, leraren, noem maar op – niet opnieuw opgezadeld worden met iets wat ze niet willen. Dreigt dat wel te gebeuren, dan blijft wit wit.


bron: denieuwereporter

Nieuwe spelling bij de Citotoets

Een paar leerlingen waren ’s nachts een paar keer met een schok ontwaakt, bekenden ze ’s morgens aan juf Ada van den Dries, maar over het geheel viel de spanning voor de Cito-toets vandaag mee.
De dertig leerlingen in groep acht van katholieke basisschool De Drieslag hebben er juist de ruim tweehonderd vragen van het eerste deel van de landelijke Citotoets op zitten.

De toets wordt morgen en overmorgen voortgezet.

,,Mhwoa,’’ oordelen de leerlingen van de school aan De Raadhoven in de wijk Schothorst over de moeilijkheidsgraad; ,,Het viel mee.’’ Ze moesten twee taken op gebied van taal en spelling uitvoeren, en een rekentaak: twee van veertig en eentje van vijfendertig minuten.

,,Dat stukje spelling was best te begrijpen,’’ zegt Martijn. ,,Taal vond ik leuker dan rekenen,’’ legt Djamilla ontspannen uit. ¨Loïs en Erik vonden het wel gaan. ,,Soms moest je even goed nadenken, maar verder was het niet echt moeilijk.’’

Juf Ada heeft ze goed voorbereid, zegt Djamilla. Vorige week oefenden ze met de oude opgaven van vorig jaar. ,,Om te leren op welke manier de vragen worden gesteld,’’ zegt Van den Dries.

Ze konden het over het algemeen goed aan, denkt ze. ,,De zenuwen vielen me mee. Ik heb ze vantevoren gezegd dat ze de Citotoets serieus moeten nemen, maar dat hun leven er niet van af hangt. De toets meet wat je weet: er wordt een foto van iedere leerling gemaakt, ik heb de film. Dat probeer je over te brengen.’’

De sommen waren voor sommigen een eitje. ,,Ik vind rekenen het leukste vak op school,’’ verklaart Martijn. Maar Naomi moest enkele sommen wel drie keer op een kladje overmaken om de clou te vinden.

Het niveau van de leerlingen verschilt natuurlijk sterk, zegt Ada van den Dries. ,,Dat varieert van laag vmbo-niveau tot tweetalig vwo.’’ Alle leerlingen hebben al een voorlopig school-advies gehad, en ze krijgen in maart na de uitslag van de cito-toets hun definitieve advies.

Als de toets erop zit en ze joelend de klas verlaten, verschijnen ze voor de camera van de fotograaf op het schoolplein. Dat zijn ze wel gewend, vertellen ze. Ze zijn al in het programma Nationale Kids tv geweest en in een item voor het jeugdjournaal over het nieuwe woordenboek: Hans kent wel wat nieuwe woorden: ,,Bokitoproof en opa-criminaliteit.’’

bron AD